NZV Ledennieuws Agenda Foto's/Verslagen Sponsoren Tips Forum Kopen/Verkopen
   
 
veiligheid over koken  
   
   

 

 
het weer
     

Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) richt zich op fundamenteel en strategisch onderzoek aan individuele organismen, populaties, levensgemeenschappen en ecosystemen . Het telt ruim 200 medewerkers verspreid over drie centra en een stafbureau. Het NIOO valt onder de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), een koepelorganisatie voor fundamenteel- wetenschappelijk onderzoek, gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het is het grootste onderzoekinstituut van de KNAW.

Het Centrum voor Limnologie onderzoekt de ecologie van het zoete water. Het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie is gevestigd in Yerseke en concentreert zich op het brakke en zoute water en het Centrum voor Terrestrische Ecologie houdt zich bezig met de ecologie op het land. Deze centra zijn in de jaren vijftig opgericht en fungeerden als zelfstandige instituten. In 1992 hebben deze ecologische instituten hun krachten gebundeld en is het NIOO ontstaan.

INTRODUCTIE ECOLOGIE

Ecologie bestudeert de interactie tussen organismen en hun omgeving. Verschillende soorten organismen die in hetzelfde gebied leven en op elkaar en hun omgeving inwerken, vormen een ecosysteem. Er zijn in een ecosysteem verschillende voedselwebs. Een voedselweb is een overzicht van welke soorten in een milieu welke andere soorten eten (planten, dieren of allebei). Een gezond ecosysteem bestaat uit een verscheidenheid aan organismen die verschillende rollen vervullen in verschillende voedselketens. Wanneer er een organisme uit een voedselketen verdwijnt, kan de keten in gevaar komen. Als bijvoorbeeld in een bos de uilen uitsterven, kan dat betekenen dat knaagdieren heel snel in aantal toenemen omdat ze geen natuurlijke vijand meer hebbben, waardoor ze het gebied overspoelen en de voedselbronnen, die ook door andere dieren gebruikt worden, uitputten. Ecologen bestuderen de interactie tussen organismen en hun omgeving in ecologische relaties als een voedselketen. Veldwerk vormt een belangrijk onderdeel van deze studie. Men voert ook laboratorium experimenten uit. Dit gebeurt onder veldcondities. Ecologen zijn doorgaans bezig om de natuurlijke omgeving en gemeenschappen te bestuderen, maar kunnen ook werkzaam zijn in de toegepaste ecologie, waarbij ze ecologische kennis gebruiken voor ecosystemen die door mensen worden beheerd, zoals agro-ecosystemen. 

De verchillende aquatische milieus

Er zijn twee soorten aquatisch milieu, waarin leven voor kan komen. Er zijn zout water en zoet water zones. De belangrijkste soorten organismen die in aquatische milieus kunnen worden gevonden, worden bepaald door de saliniteit van het water. De saliniteit is de hoeveelheid zout die in water is opgelost. Daarom wordt het aquatische leven opgedeeld in zout en zoet water zones. 
Een voorbeeld van een zout water of mariene zone is een koraalrif. Een voorbeeld van een zoet water zone is een meer. 

De zout water zones

De grootste zout water leefgebieden zijn makkelijk te vinden, aangezien het hier om de oceanen gaat. Oceanen beslaan ongeveer 71% van het aardoppervlak en ze zijn zeer belangrijk voor de instandhouding van al het leven op aarde. Oceanen spelen een belangrijke rol in de hydrologische kringloop , omdat regen voor een deel bestaat uit verdampt oceaanwater. Oceanen spelen ook een belangrijke rol in de warmteregulering van de aarde. Daarnaast nemen ze deel aan de kringlopen van ander stoffen. Oceanen vormen het leefmilieu van ongeveer 250000 soorten mariene planten en dieren. Helaas zijn oceanen ook de dumpplaatsen van menselijk afval, aangezien het vervuilde water van inlandse wateren uiteindelijk terecht komt in de oceanen. 
Oceanen kunnen opgesplitst worden in de open zee en de kuststrook.

Overzicht van de oceanische levenszones

 

 

Estuaries

 

 

Wadden

 

KUSTZONES

Moerassen

 

 

Koraalriffen

OCEANEN

 

 

 

Euphotic Zone

 

OPEN ZEE

Bathycal Zone

 

 

Abyssal Zone

Kustzones

De kustzone is maar 10% van het totale oceanische milieu, maar bevat 90% van alle mariene soorten. Kustzones zijn de meest voedingsrijke zones van de oceaan. 
Kustzones kunnen opgesplitst worden in een aantal soorten levenszones. Een van de leefgebieden die gevonden kan worden aan de kust is een estuarium. Estuaria's zijn ingesloten gebieden kustwater waar het zeewater mengt met zoet water dat afkomstig is van inlandse beken en rivieren. 
De temperatuur en de saliniteit van estuaria's is altijd afhankelijk van de grootte van de flow van zout water oceanen en zoet water rivieren en beken. 
Een ander leefgebied dat in de kustzone gevonden kan worden, is het wetland. Wetlands bestaan uit land dat een groot gedeelte van het jaar of het hele jaar door bedekt is met zout water. Kustwetlands zijn de levensgebieden van veel soorten en ze vormen voor mensen populaire recreatiegebieden. Ze dragen bij aan het in stand houden van de kustwaterkwaliteit, omdat het water gefilterd wordt en verontreinigingen en voedingsstoffen neerslaan. Kustwetlands zijn in het bijzonder belangrijk omdat ze de kust beschermen tegen overstromingen en tegen stormschade en erosie. In de Verenigde Staten zijn er veel kustwetlands. Voorbeelden hiervan zijn baaien en lagoons. In Nederland de Waddenzee. Voorbeelden van plant- en diersoorten die vaak voorkomen in kustwetlands zijn grassen en garnalen. 
Langs tropische kusten die teveel slib bevatten voor kustwetlands, kan men vaak moerassen vinden. Deze beschermen de kust tegen erosie en zijn het leefmilieu van meer dan 2000 soorten vis, vogels en planten. 
In het heldere, warme kustwater van de tropen en subtropen kunnen koraalriffen ontstaan maar ook in dieper en kouder voedselrijk water zoals langs de Noorse Kust. Koraalriffen zijn de biologisch meest diverse aquatische leefgebieden. In koralriffen leven veel soorten die door middel van complexe ecologische relaties met elkaar in verband staan en op elkaar inwerken. Een voorbeeld van een groot koraalrif is het Great Barrier rif in Australië.

Open Zee

De open zee bevat voor zover we nu weten maar 10% van alle mariene soorten. De open zee is opgesplitst in drie leefgebieden, dit wordt gedaan op basis van de hoeveelheid zonlicht die er in het water doordringt. 
In de bovenste zone wordt door een aantal soorten zuurstof geproduceerd. Hier is het voedingstoffengehalte laag, terwijl het gehalte opgeloste zuurstof hoog is. De oceaan bestaat voor 90% uit deze laag. Slechts 10% van alle vissen leven hier. In deze oceanische zone is de penetratie van zonlicht hoog. 
In de middelste zone dringt er nauwelijks zonlicht door en de laatste laag, de diepzee, is bijzonder donker. Deze twee zones worden alleen gevonden op open zee. Hier leven geen soorten die zuurstof produceren, omdat er geen zonlicht doordringt. In de diepzee is het water heel koud en is het gehalte opgeloste zuurstof laag. Het gehalte aan voedingstoffen is hoog, waardoor er vele soorten leven. Onderaan in de diepzee bevindt zich de oceaanbodem, hier leven vele soorten reducenten, die het organische materiaal van dode oceanische organismen afbreken en omzetten in voedingsstoffen. 
De open oceaan heeft een hoge productiviteit. De hier boven genoemde zones zijn daarom zeer belangrijk. 

Zoet water gebieden

Zoet water leefgebieden bestaan uit wateren die een opgeloste zoutconcentratie van minder dan 1% bevatten. Zoete wateren kunnen verdeeld worden in stilstaande wateren, zoals meren, vijvers en inlandse wetlands en stromende zoete wateren, zoals rivieren en beken. Slechts 1% van het aardoppervlak is bedekt met zoet water maar 41% van alle vissoorten leeft in zoet water.

DE NOORDZEE IN VOGELVLUCHT

Zuidelijke Noordzee

De zuidelijke Noordzee is ondiep en druk. Het is het gebied van de drukst bevaren scheepvaartroutes ter wereld.
Ook delfstoffenwinning vindt er op grote schaal plaats. De visserij op de zuidelijke Noordzee is voornamelijk gericht op de vangst van platvis. De voornaamste ondiepten zijn de Voordelta, de Bruine Bank, de Texelse Stenen, de Klaverbank en de Doggersbank. Verder ligt het Friese Front, een gebied dat enorm belangrijk is voor de zeevogels, in de zuidelijke Noordzee. Het Nederlandse deel van de Noordzee is 57.056 vierkante kilometer groot. Dat is ongeveer anderhalf keer het landoppervlak van Nederland.

Kustzone

De kustzone scoort hoog in het licht van de meeste ecosysteemdoelen. De sterke getijdenstroom is daarbij één van de bepalende factoren. Deze is van belang voor het transport van sediment voor de kustopbouw en voor het transport van vislarven naar de kinderkamers. Vele vissoorten leven uitsluitend in ondiepe kustwateren. Dan gaat het om soorten als grondels, het harnasmannetje, de zeedonderpad, de botervis, de puitaal, de zeenaald, de bot en de zandspiering.
Voor andere soorten vis, zoals kabeljauw, wijting en steenbolk, is de kustzone een kinderkamer.

Friese Front

Het Friese Front ligt op de overgang tussen de ondiepe zandgronden van de Zuidelijke Noordzee en de diepere slibbodems van de Oestergronden. Over een betrekkelijk kleine afstand daalt de Noordzeebodem hier 10 tot 15 meter. Daar komt bij dat ook de waterpaketten van de zuidelijke Noordzee en de Oestergronden van elkaar verschillen.
Die van de Zuidelijke Noordzee zijn permanent gemengd, die van de Oestergronden zijn in de zomer gelaagd.
Deze dubbele overgangssituatie heeft tot gevolg dat er op het Friese Front veel nutriënten vrijkomen.
Er is veel groei van fytoplankton en veel sedimentatie van algenmateriaal. De sterke groei van het fytoplankton wordt gevolgd door een opbloei van het zoöplankton. Daardoor komen er grote scholen sprot en jonge haring voor.

Centrale Oestergronden

De Oestergronden vormen een relatief diepe (40-50m) kom tussen de hoger gelegen zandbodems van de Zuidelijke Bocht in de zuiden en oosten en de Doggersbank in de noorden. De zeestromingen zijn hier zeer rustig zodat er veel slibrijk materiaal op de bodem neerslaat. In de zomer is de waterkolom hier gelaagd: warm, algenrijk water blijft boven en mengt zich pas weer met de onderste waterlagen als de zee in het najaar weer in beweging komt.

Doggersbank

De Doggersbank is een grote ondiepte in de centrale Noordzee. Het ondiepste punt is 20 meter diep. Een deel van de bank behoort tot het Nederlands deel van het Continentaal Plat. De bodem van de Doggersbank bestaat uit fijn tot grof zand. Aan de randen zijn overgangen naar slibrijkere bodems. Het zeewater boven de Doggersbank is arm aan nutriënten, zodat er weinig ontwikkeling van fytoplankton is. In de winter is het water zo helder dat er op de zeebodem kiezelwieren kunnen groeien. Verband houdend met de betrekkelijk voedselarme situatie zijn de dichtheden aan bodemdieren op de Doggersbank vrij laag. Aan de voedselrijkere randen zijn de dichtheden hoger. De voedselrijke omstandigheden langs de randen van de Doggersbank trekken dan ook grote scholen vis aan.

Klaverbank

Grindgebieden zijn zeldzaam op de Noordzee. De Klaverbank is het grootste grindrijke gebied. Een klein deel ervan ligt op het Nederlands deel van het Continentaal Plat. Naast het karakter van de bodem kenmerken ook de relatief rustige getijdestromingen dit gebied. De Klaverbank heeft de grootste diversiteit aan bodemfauna van het NCP en vissen als de zandspiering zijn in grote getale aanwezig op, in en boven de grindbodem. De haring gebruikt de Klaverbank als paaiplaats.

BIJZONDERE VISSEN

In de zuidelijke Noordzee komen, naast de ‘normale'soorten, vele andere soorten vis voor, die echter zelden worden gevangen of waargenomen. Deze zeldzaamheden behoren grofweg tot vier groepen.

De eerste groep bestaat uit soorten die thuishoren in de koude, noordelijke wateren en vooral in de winter terecht komen in de zuidelijke Noordzee.

De tweede groep bestaat uit warmwatervissen, die meestal in de zomer worden waargenomen en verdwaald zijn in onze wateren.

De derde groep bestaat uit de nu zeldzame groep van vissen die leven in zee, maar de rivieren optrekken om te paaien.

De vierde groep zijn vissen die met ballastwater in schepen mee zijn gekomen.

GASTEN UIT KOUDERE STREKEN

Er is een groep vissen die leven in de diepere, koudere wateren in het uiterste noorden van de Noordzee, de noordelijke Atlantische Oceaan en/of de IJszee. Nu en dan komen deze soorten, als 'gast' ook terecht in de zuidelijke Noordzee.
Het gaat dan bijvoorbeeld om de kathaai (een bewoner van de rotsbodems rond de Orkney-eilanden), de groenlandse haai, de scherpsnuit (een vleet-achtige rog), de zandrog, de kaardrog, de draakvis (een echte diepzeevis), de grote zilversmelt, de grenadiersvis (ook een diepzeesoort), de heek, de zilverkabeljauw, de blauwe wijting, de lom, de blauwe lang, de gewone leng, de parelvis, de scharretong, het witje, de heilbot en de dikrugtong.
De pollak en de koolvis zijn ook bewoners van de noordelijke Noordzee. Jonge exemplaren komen, vooral in de winter, regelmatig in de zuidelijke Noordzee terecht.
De heek en de driedradige meun komen zowel vanuit het noorden als vanuit het zuiden de Noordzee binnen.

NOORDZEE ROGGEN

Roggen zijn, net als haaien , kraakbeenvissen. Alle roggen hebben een sterk afgeplat lichaam en gebruiken hun zijvinnen als 'vleugels' waarmee ze door het water 'vliegen'. In de Noordzee komen zo'n 10 verschillende soorten roggen voor. Kleine soorten, zoals de gevlekte rog, de stekelrog en de sterrog , zijn vrij algemeen. De grootste soort rog uit de Noordzee, de vleet, is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw steeds zeldzamer geworden. Een andere zeldzaamheid voor de Noordzee is de pijlstaartrog. De meeste soorten roggen zijn bodembewoners die vissen, kreeftachtigen en weekdieren eten.

Grote veranderingen

Er zijn grote verschuivingen opgetreden in het voorkomen van roggen in de Nederlandse getijdenwateren en op de Noordzee. De stekelrog en de pijlstaartrog werden vroeger veel gevangen in de Waddenzee, deltawateren en het kustwater maar zijn daar nu veel zeldzamer. Ook in de zuidelijke Noordzee kwamen deze soorten algemeen voor, naast vleten en gladde roggen. De vleet is daar nu vrijwel verdwenen, en de andere soorten worden veel minder gevangen.
De sterrog is de soort die zich het best weet te handhaven. Van deze soort is niet bekend of hij in vroeger jaren ook veel voorkwam in de Nederlandse kustwateren.

De Vleet , Dipturus batis (Raja batis)

De vleet is de grootste soort rog die in de Noordzee voorkomt. Hij kan drie meter lang, 1,6 meter breed, 100 kg zwaar en twintig jaar oud worden. Vleten zijn bodemvissen die leven van kreeftachtigen , vissen , wormen en inktvis.
De vleet kwam vroeger algemeen voor in de Noordzee. De visserij op deze rog was lonend omdat het vlees bekend stond als lekkernij. Vleten worden echter pas zeer laat geslachtsrijp (vanaf het twaalfde levensjaar) en zijn daarom door overbevissing sterk achteruit gegaan en met uitsterven bedreigd.

Eikapsels van roggen

De dikke, meestal zwarte, rechthoekige doosjes met op alle punten een stekel, die regelmatig op het strand liggen, zijn eikapsels van roggen. Bijna alle roggensoorten die in de Noordzee voorkomen leggen eieren en zetten deze vast aan stenen, wrakken of wier. Aan de kleur en vorm van de doos en de lengte van de stekels is te zien van welke soort rog het eikapsel afkomstig is.

NZV policy

Alle roggen, gevangen tijdens wedstrijden, zetten wij bij de NZV onbeschadigd en zo snel mogelijk terug.