INTRODUCTIE DETERMINEREN |
NORMALE VIS
Bekdraden De aanwezigheid, of juist het ontbreken, van bekdraden is een belangrijk
kenmerk. Vooral het aantal bekdraden en de lengte ervan, helpen mee
om een vissoort snel op naam te brengen. Tot de bekdraden worden
gerekend alle aanhangsels naast, op en onder de bek.
De stand van de bek.
Er zijn drie standen te onderscheiden:
- bovenstandig: de bek wijst naar boven
- eindstandig: de bek wijst naar voren
- onderstandig: de bek wijst naar beneden
Het aantal schubben op de zijlijn.
De schubben op de zijlijn zijn van de andere schubben te onderscheiden,
doordat het lijkt alsof er een klein, horizontaal streepje op staat.
Om het aantal schubben op de zijlijn te bepalen, moeten alle schubben
van de kop tot aan de staartvin worden geteld.
Aantal, vorm en plaats van de rugvin(nen).
Een aantal vissoorten heeft twee rugvinnen, die al dan niet aanéén
gegroeid zijn. Bij deze soorten voelt de voorste rugvin vaak stekelig
aan Bij enkele soorten is de achterste rugvin zeer lang. Ook de vorm
van een rugvin is vaak een belangrijk kenmerk, deze is dan bolrond
of hol.
De vetvin.
Tussen de rug- en staartvin komt bij een aantal vissoorten een kleine
vin voor: de vetvin.
Vorm en plaats van de anaalvin.
Van een aantal vissoorten is de anaalvin hol ingesneden Bij enkele
andere soorten is de anaalvin juist bolrond van vorm, Sommige soorten
bezitten een zeer lange anaalvin.
Kleuren
Het spreekt vanzelf dat de kleur altijd een indicatie is voor de
soort. HYBRIDE VISSEN
Er komen echter ook vissen voor die niet als soort te onderscheiden
zijn, maar zowel 'iets' hebben van vissoort 'A' als van vissoort
'B'. De kans is groot dat er in dergelijke gevallen sprake is van
een hybride (bastaard) vis. Een hybride is een nakomeling uit een
kruising tussen twee meestal nauw verwante soorten. Beide ondersoorten
hebben daarbij een aantal (uiterlijke) eigenschappen 'meegegeven'
aan de hybride. Het is in veel gevallen moeilijk te bepalen uit welke
kruising zo'n hybride is voortgekomen. |
DETERMINEREN / PONEN |
|
DETERMINEREN / TONGEN |
De Dwergtong komt langs de zuidelijke kust van IJsland, rond alle Britse Eilanden en de Noordzee inclusief Kattegat. Verder zuidelijk langs de Franse en Iberische kust, en eigenlijk in de gehele Middellandse Zee.
Zoals de naam al doet vermoedden is de dwergtong een klein visje, van hooguit 15 cm. Zijn kleur is zandgeel tot lichtbruin, met kleine bruine of grijze stipjes. De soort is gemakkelijk te onderscheiden van de andere tongsoorten doordat elke vierde tot zevende vinstraal van zijn rug en anaalvin zwart van kleur is. De vinnen langs zijn beide zijkanten zijn dus zwart gestreept.
Deze vis komt in onze wateren vrij veel voor, meer dan veel vissers denken. Persoonlijk heb ik hem bij proefbevissingen veel aangetroffen, vooral in wat dieper water van 10 tot 40 meter. |
Franse tong (Pegusa lascaris) |
De Franse Tong, ook wel bekend onder de naam zandtong, is een meer zuidelijke soort.
Ons land is de noordelijkste grens van zijn verspreidingsgebied. Verder komt de soort voor vanaf westelijk Schotland, zuidelijk tot aan Zuid Afrika.
Tevens is de soort ook bekend uit de westelijke Middellandse Zee.
Dat ons land de noordgrens van zijn verspreidingsgebied is komt
heel duidelijk naar voren in de regelmatige vangsten in de Zeeuwse
wateren en het daarna in noordelijke richting snel afnemen van
het voorkomen van deze soort.Zo is het heel goed mogelijk deze
soort te vangen tijdens het tongvissen vanaf het strand van bijvoorbeeld
Cadzand. Ga je echter vanaf de Waddeneilanden tongvissen, dan kom
je hem vrijwel nooit tegen.
De Franse tong kan zo'n 40 cm groot worden. De kleur is geelbruin
met kleine, donkere stippen. Dit is vrijwel hetzelfde als de
kleur van de Dwergtong. Wat wel opvallend is aan de Franse tong, is
een zwart vlekje op zijn borstvin, direct omgeven door een witte of
gele rand. Hieraan kunnen we de Franse tong dan ook herkennen. |
Tong (Solea solea) |
De Tong (Solea
solea) is een Oost Atlantische soort die voorkomt vanaf midden Noorwegen
(Trondheim Fjord), de westelijke Oostzee, zuidelijk tot aan Senegal
(inclusief de Kaapverdische eilanden) en de hele Middellandse Zee.
De maximum lengte van de tong is ongeveer 70 cm.
De kleur is grijsbruin tot roodachtig bruin, met grote, verspreid liggende,
donkere stippen. Ook de tong bezit, net als zijn Franse broertje, een zwarte
vlek op de borstvin. Bij deze tong is deze vlek NIET omzoomd met een witte
of gele rand. Dit is het enige duidelijke kenmerk waarop we de tong kunnen
onderscheiden van de andere twee soorten.
In de praktijk kan men er natuurlijk gerust van uitgaan dat elke tong van
boven de 40 cm, gevangen in de Nederlandse wateren, een gewone tong is. |
|
DETERMINEREN /
GROTERE HAAIEN |
Niet alle haaien zijn even algemeen aan onze kust, sommige zijn
zeer zeldzaam, andere zijn zeldzaam geworden, weer anderen komen
in meer of mindere mate algemeen voor. De zeldzame soorten noemen
we voor de volledigheid toch en we zullen bij iedere beschrijving
aangeven wat de kans is dat je zo'n haai hier tegen komt, of zult
vangen. Eerst bekijken we de grotere haaien, soorten met een lengte
groter dan twee meter de Reuzenhaai, de Haring- of Neushaai, de Voshaai
en de Blauwe haai. |
Reuzenhaai (Cetorhinus maximus)
|
De
grootste haai van de Nederlandse wateren en de tweede in de wereld
is de ‘Basking
Shark' of Reuzenhaai (Cetorhinus maximus), die op sommige
zomers wel eens dicht onder de kust wil komen, een vreedzame planktoneter en
dus ook niet aan de hengel te vangen. Helaas een afnemend verschijnsel aangezien
de soort zeldzaam is geworden door de massale vangst om zijn omvangrijke lever
te bemachtigen, waaruit traan wordt gewonnen. Het verspreidingsgebied van deze
soort strekt zich uit over alle subpolaire en gematigde wateren ter wereld.
Het opvallendste
aan deze haai zijn de enorme kieuwspleten die van de rug helemaal doorlopen
tot aan de middellijn van de keel. De kleur is grijsachtig bruin, met onregelmatige
lichte vlekken. Het grootst gemeten dier mat 9.80 meter, maar exemplaren
van zo'n 14 meter schijnen voor te komen. |
Haringhaai (Lamna nasus)
|
De ‘Porbeagle',
Haringhaai of Neushaai (Lamna nasus) behoort tot de familie der Makreelhaaien
(Lamnidae) waar ook de beruchte Witte haai en de door Big Game vissers
zo geprezen Mako haai toe behoren.Van alle hier in dit artikel genoemde
soorten is deze nog het minst zeldzaam aan onze kust. Maar de kans
om hem hier te vangen is vrijwel nihil, temeer de soort ook in aantallen
achteruit gaat in gebieden waar hij wel veel voorkomt zoals Engeland
en Ierland. De soort wordt aangetroffen in alle koudegematigde wateren
van de Atlantische oceaan, en in het zuiden van de Stille oceaan.
In het noorden van de stille oceaan wordt de soort ‘vervangen' door
de zeer nauw verwante “Salmon shark”.
Kleur is donker blauwgrijs tot bruin bovenop, wit van onderen. Hij
kan zo'n 3,65 meter lang worden, bij een gewicht van ongeveer 230
kg. Alle vissen boven de 2,50 moet men echter als groot beschouwen.
Hoewel deze grote haaisoorten niet moeilijk uit elkaar te houden
zijn, heeft deze soort als determinatie-kenmerk een witte zoom
aan de achterkant van zijn rugvin. Dit heeft geen van de andere soorten. |
De
Voshaai (Alopias vulpinus)
|
De Voshaai (Alopias vulpinus), “Thresher” in het Engels, is de bekendste
vertegenwoordiger van de familie der Voshaaien (Alopiidae). Verder
bevat deze familie nog de ‘Kleintand Voshaai” (A. pelagicus) en de
Grootoog Voshaai (A superciliosus). Geen van deze laatste soorten
komen hier voor. Deze haai is bij ons zeldzaam, maar af en toe komt
er eens een enkele exemplaar uit de wateren bezuiden het kanaal ons
opzoeken.
Hij wordt dan meenstal waargenomen aan zijn grote bovenste
staartlob (determinatie-kenmerk) die vaak boven het water uitsteekt.
Deze lob kan 50% van zijn totale lengte zijn. Dieren tussen de
3 en 5 meter komen algemeen voor, 6,1 meter is het gegeven maximum.
De voshaai is een echte kosmopoliet, hij is overal ter wereld te
vinden in warme en gematigde wateren. Wordt met name vanuit het
zuiden van Engeland en in de Golf van Biscaje wel eens gevangen. |
Blauwe haai (Prionace glauca)
|
De
Blauwe haai (Prionace glauca) is een liefhebber van helder en diep
water, met een tropische tot warm-gematigde temperatuur. In dit soort
type wateren zwemt deze haai graag net onder de oppervlakte, met een
waterdiepte van minimaal 75 meter onder zich. Hierdoor zal het duidelijk
zijn waarom deze soort bij ons zeldzaam is; het zeewater is hier te
koud en te ondiep. Hoewel dus zeldzaam in de Noordzee is het wereldwijd
geen zeldzame vis. De soort is over de gehele wereld aan te treffen,
mits het water dus niet te koud, te ondiep, of te troebel is. De gemiddelde
lengte is 1,8 tot 2,4 meter, maar er zijn waarnemingen van exemplaren
tot 6,1 meter. De blauwe haai is gemakkelijk te onderscheiden van alle
andere soorten hier genoemd. Opvallend is (logisch) zijn diepblauwe
kleur. De Neushaai kan echter ook blauw van kleur zijn, maar zijn slanke
voorkomen en extreem lange borstvinnen maken hem toch weer vrij eenvoudig
van deze soort te onderscheiden. |
DETERMINEREN /
MIDDELGROTE EN KLEINE HAAIEN |
Na
de grote haaien nemen we de middelgrote en kleine haaien van onze
wateren onder de loep. Onder middelgroot tot klein verstaan we haaien
met een maximale grootte van ongeveer 150 cm.
We behandelen achtereenvolgens de haaien
van de families Scyliorhinidae (Kathaaien), de Squalida (Doornhaaien)
en Triakidae (Gladde haaien).
De familie der kathaaien ( Scyliorhinidae ) heeft twee vertegenwoordigers
in ons faunagebied, de Hondshaai ( Scyliorhinus canicula ) en de
Kathaai ( S. stellaris ).
De familie der doornhaaien ( Squalidae ) heeft in onze streken
vier vertegenwoordigers, waarvan één algemeen voorkomt
(Doornhaai, Squalus acanthias ), één
zeldzaam is ( Etmopterus spinax , Zwarte Doornhaai), en twee slechts een
enkele maal werden aangetroffen in Nederlandse wateren (de “Bramble
shark” of Braamhaai, Echinorhinus
brucus en de “Kitefin shark” of Valse Doornhaai , Dalatias licha ). Deze
laatste twee zullen we verder buiten beschouwing laten. De doornhaai en zwarte
doornhaai kunnen van alle andere haaien uit ons faunagebied worden onderscheiden
doordat ze stekels aan de basis van de rugvinnen hebben.
De
familie der Gladde haaien(Triakidae) komt voor in het Noord Oostelijk Atlantisch
gebied van IJsland en Noorwegen tot aan de kust van Zuid-Afrika
in het Zuid Oost Atlantische gebied. Zeldzaam in de Middellandse Zee. Verder
in het gehele Oost Pacifische gebied, de Zuid Oost- en Zuid West
Indische Oceaan. Ontbreekt aan de Noord-West Atlantische kusten (Verenigde
Staten en Canada) en het Noord West Pacifisch gebied.
De
NZV maakt vanaf 2006 regelmatig trips met de ms. Kemo Sabe vanuit
Lauwersoog op zoek naar deze prachtige dieren. Alle haaien zullen
echter altijd worden teruggezet i.v.m. het behoud van de soort en
onze sport. Wij ondersteunen dan ook de activiteiten van diverse
organisaties die zich hiervoor inzetten zoals Stichting BON. |
Hondshaai ( Scyliorhinus canicula )
|
De
Hondshaai is de meest algemeen voorkomende van de
twee. De soort kan een lengte bereiken van 100 cm. De soort komt
voor langs de hele Atlantische kust, van de Shetland eilanden en
Zuid Noorwegen tot aan Senegal in Afrika. Eveneens in de Middellandse
zee en de Adriatische zee.
De haai heeft een zandkleur, of is bruinachtig gekleurd,
met donkere vlekken ter grootte van de pupil. Een tweede determinatiekenmerk
in relatie tot de kathaai is dat de basis van de tweede rugvin
ter hoogte zit van het einde van de anale vin. |
Kathaai ( S. stellaris )
|
De
Kathaai heeft een maximale grootte van 162 cm.,
groter dus dan zijn broertje, de Hondshaai. Komt voor langs de Atlantische
kust van Marokko tot aan Zuid Noorwegen, met inbegrip van de Middellandse
en Adriatische zee.
De kleur van deze haai kan variëren van
een zandkleur tot grijsachtig, met donkere vlekken groter dan de
doorsnee van de pupil. Een tweede determinatie-kenmerk is dat bij
de Kathaai de basis van de tweede rugvin voor het einde van de anaalvin
zit, in tegenstelling tot de Hondshaai, waar de basis van de tweede
rugvin op dezelfde hoogte zit als het einde van de anale vin. |
Doornhaai ( Squalus acanthias )
|
De
Doornhaai komt vaak in grote scholen aan onze kust voor in voorjaar
en najaar. Vrouwtjes worden maximaal 105 cm., mannetjes maximaal
90 cm. Ze komen bijna over de gehele wereld voor, van Groenland c.q.
IJsland en de Noordkaap tot aan de Canarische eilanden. Verder de
Amerikaanse oostkust van Groenland tot North Carolina. Ook in de
Indische en Pacifische oceanen.
Het lichaam is grijs van kleur, soms
met witte stipjes. De buikzijde is grijs tot wit van kleur. Van
andere haaien te onderscheiden door de stekels op de basis van de
rugvinnen, te onderscheiden van de zwarte door z'n lichtere kleur.
Is een belangrijke consumptievis wereldwijd. In Duitsland gerookt
op de markt gebracht als ‘Schillerlocken', in Groot-Brittannië vaak een belangrijk
ingrediënt in de bekende “Fish and chips”. |
Zwarte Doornhaai ( Etmopterus spinax )
|
De
Zwarte Doorhaai is met maximaal 45 cm. de kleinste
haai uit onze streken. De soort komt voor van IJsland en de Noordkaap,
zuidelijk tot aan Senegal in Afrika, niet in de Oostzee, wel in de
westelijke Middellandse zee.
Ook rond Zuid-Afrika komt de soort voor.
Komt meestal voor op een diepte van meer dan 200 meter maar soms
in ondieper water. Is echter een vrij zeldzame verschijning in de
Nederlandse wateren en zal dan ook zelden aan de hengel worden gevangen.
Het
lichaam bruin van kleur aan de rugzijde, met lichte plek tussen
de ogen, en een donkere streep langs de zijlijn. De onderzijde is
zwart, met een wat afwisselde donker vlekkenpatroon. Fotophoren (kleine,
lichtgevende orgaantjes) zijn aanwezig op de buik. Is van de (gewone)
Doornhaai te onderscheiden door zijn donkere kleur en de fotophoren
aan de buikzijde. |
Ruwe haai ( Galeorhinus galeus )
|
De
Ruwe haai is van zijn familieleden de Gladde haaien te onderscheiden
door zijn relatief lange snuit (steek vrij ver uit over de bek),
die bovendien konisch (kegelvormig) van vorm is. Dit in tegenstelling
tot de Gladde haaien die een korte, stompe, afgeronde snuit hebben.
Van de Doornhaai te onderscheiden door het ontbreken van een stekel
op de eerste rugvin.
Vrij algemeen aan onze kust, waar hij in scholen
voorkomt, met name in de buurt van grote scholen makreel is hij
te vinden. In de jaren '70 en '80 was deze soort zeer talrijk rondom
het Duitse waddeneiland Borkum, de laatste jaren is de vangst in
dat gebied niet meer zo spectaculair. De maximum lengte van de
Ruwe haai ligt bij de 2 meter, hoewel exemplaren van 1.50 meter wat
meer gewoon zijn. De kleur is grijs tot bruin op de bovenkant van
het lichaam, wit aan de onderkant. |
Gladde haai ( Mustelus mustelus )
|
De
Gladde haai of Toonhaai komt
alleen voor in het Noord Oost Atlantische gebied, van de zuidelijke
Noordzee en de westkusten van de Britse eilanden in het noorden totaan
de Canarische eilanden in het zuiden. De Gladde haai die rond de
Kaapverdische eilanden voorkomt is waarschijnlijk een ondersoort.
Ook in de Middellandse Zee.
Te
onderscheiden van de Gevlekte Gladde haai door het ontbreken van
witte stippen bovenop het lichaam. Van de Ruwe haai te onderscheiden
door zijn korte, stompe, afgeronde snuit. Van de Doornhaai te onderscheiden
door het ontbreken van een stekel op de eerste rugvin. Komt aan onze
kust niet zo regelmatig voor als de Gevlekte Gladde haai. Maximum
lengte is 1.50 meter. De kleur is geheel grijs tot bruin bovenop
het lichaam, wit aan de onderkant. |
Gevlekte Gladde haai ( Mustelus
asterias )
|
De
gevlekte Gladde haai of Gevlekte Toonhaai komt
voor in hetzelfde gebied als de Gladde haai, hoewel de verspreiding
meer noordelijk is, totaan de Shetland eilanden ten noorden van Schotland.
Aan onze kust meer algemeen dan de Gladde haai, die bij ons aan de
noordgrens van zijn verspreidingsgebied komt.
Te onderscheiden van de Gladde haai door zijn witte stippen bovenop
het lichaam. Van de Ruwe haai te onderscheiden door zijn korte, stompe,
afgeronde snuit. Van de Doornhaai te onderscheiden door het ontbreken
van een stekel op de eerste rugvin. Maximum lengte is 1.40 meter. De
kleur is grijs of bruin met talrijke witte stippen op de bovenzijde
van het lichaam. De onderkant van het lichaam is wit van kleur |
|